De zaak van vorig jaar juli ging over een individuele werknemer. De zaken waarin op 15 januari 2019 uitspraak werd gedaan, waren aangespannen door FNV en betreffen een collectieve actie. De vakbond is van mening dat de “platformwerkers” van Deliveroo onvoldoende zijn beschermd en meent voorts dat de bezorgers moeten worden beloond volgens de CAO Beroepsgoederenvervoer.
Platformeconomie wordt gekenmerkt door aanbieders en gebruikers die worden gefaciliteerd door een digitaal platform. Deliveroo biedt zo’n digitaal platform. Andere voorbeelden zijn Uber (taxi’s) en Helpling (schoonmakers).
Vorig jaar meende de rechter dat de bezorger door het digitale systeem voldoende vrijheid genoot bij het aannemen en weigeren van werk om te spreken van een opdrachtovereenkomst. De bezorger kon zelf beslissen of hij zich via de App aanmeldde voor werk en hij kon bestellingen weigeren. Ook was het hem toegestaan te werken voor een concurrerende onderneming en mocht hij zich laten vervangen.
In een van de twee uitspraken van 15 januari 2019 heeft de rechter beslist dat een bezorger toch als werknemer moet worden aangemerkt. De rechter merkt op dat, gezien de snelle ontwikkeling die de platformeconomie in Nederland doormaakt, het van belang kan zijn dat in deze zaak anders wordt geoordeeld. De rechter vond van belang dat het gaat om arbeid die behoort tot de kern van het bedrijf van Deliveroo en dat er is sprake van een gezagsverhouding, omdat het systeem van Deliveroo een gunfactor toepast op basis van regelmatige beschikbaarheid en daardoor bepaalt wie op welk moment voorrang bij de opdrachten krijgt. De grote vrijheid van de bezorgers als gevolg van de technologische mogelijkheden, de mogelijkheid om zich te laten vervangen en het recht om een bestelling te weigeren doen hier niet aan af. De afhankelijkheid van Deliveroo met betrekking tot de gunning van werkzaamheden weegt volgens de kantonrechter zwaarder dan de zelfstandigheid van de bezorger. De kantonrechter oordeelde in een andere uitspraak op dezelfde dag dat de bezorgers van Deliveroo als werknemer vallen onder het toepassingsbereik van de CAO Beroepsgoederenvervoer.
Welke conclusie moeten we nu trekken uit deze uitspraken? Moeten alle opdrachtnemers van “platformbedrijven” nu worden aangemerkt als werknemer? Het antwoord op die vraag is niet eenvoudig. Niet alle werkzaamheden binnen platformbedrijven zijn gelijk of zelfs maar vergelijkbaar.
Eén ding is duidelijk en dat is dat de rechters beiden toetsen aan de verschillende elementen van de arbeidsovereenkomst. Daarbij was de gezagsverhouding in deze zaak een belangrijk geschilpunt. Het is opvallend dat beide rechters over de vraag of sprake is van een gezagsverhouding tegenovergesteld oordelen. Door de tegenstrijdigheid van de uitspraken bestaat onzekerheid over de juridische kwalificatie van de arbeidsverhoudingen die voortkomen uit de platformeconomie. Deliveroo is in elk geval direct in hoger beroep gegaan zodat er te zijner tijd een hof-uitspraak en wellicht zelfs een Hoge Raad uitspraak over deze materie zal komen.
Over een ding zijn de kantonrechters het wel eens: zowel in de uitspraak van juli 2018 als in de uitspraken van januari 2019 wordt expliciet overwogen dat het aan de wetgever is om te voorzien in andere wet- en regelgeving als de huidige wetgeving niet langer past bij de nieuwe economische ontwikkelingen. Tot het moment dat de wetgever met nieuwe regelgeving komt, verkeren platformbedrijven en hun opdrachtnemers in onzekerheid over de juridische kwalificatie van hun rechtsverhouding. Wij houden u op de hoogte!