Wanneer is sprake van een RVU
Van een RVU is sprake bij een vertrekregeling in het kader van een beëindiging van een dienstverband die ten doel heeft om een financiële overbrugging te bieden voor de periode vanaf de beëindiging van het dienstverband tot aan de ingangsdatum van het pensioen of de AOW. Die financiële overbrugging kan bestaan uit een ontslagvergoeding of aanvulling op een uitkering, maar ook vrijstellen met behoud van (een deel van) het loon kan kwalificeren als RVU. Indien sprake is van een RVU wordt bij de werkgever een pseudo eindheffing van 52% geheven over de vergoeding die de werknemer ontvangt. De wetgever heeft deze heffing in het leven geroepen om de arbeidsparticipatie van ouderen te vergroten en vervroegde uittreding te voorkomen.
Inhoud handreiking: objectieve voorwaarden en kenmerken
Voor het vaststellen of er sprake is van een RVU kijkt de Belastingdienst naar de objectieve voorwaarden van de vertrekregeling. Wanneer er volgens de objectieve voorwaarden sprake is van een RVU kan vervolgens gekeken worden naar de objectieve kenmerken van de regeling. Mogelijk dat die kenmerken er toe leiden dat er toch geen sprake is van een RVU.
Objectieve voorwaarden
Bij de objectieve voorwaarden gaat het om de vraag onder welke voorwaarden werknemer aanspraak krijgt op een ontslagregeling en of deze regeling tot doel heeft oudere werknemers eerder te laten stoppen met werken. Daarbij spelen drie aspecten een rol:
- Is er al dan niet sprake van leeftijdgerelateerd ontslag
Is er bijvoorbeeld een dossier opgebouwd wegens disfunctioneren en is dat de ontslaggrond, dan is er geen verband tussen de leeftijd en het ontslag, waardoor geen sprake is van een RVU.
- De beweegreden van de werkgever voor het aanbieden van de ontslagregeling is niet van belang
Wanneer bijvoorbeeld in een sociaal plan een ontslagvergoeding wordt aangeboden aan een werknemer die op basis van het afspiegelingsbeginsel zijn baan kwijtraakt, dan staat de ontslaggrond los van leeftijd en is geen sprake van een RVU.
- De keuzes en motieven van werknemers voor deelname aan een (vrijwillige) vertrekregeling zijn niet van belang.
Als in een sociaal plan een vrijwillige vertrekregeling is opgenomen die open staat voor alle werknemers, dan maakt het niet uit als blijkt dat in de praktijk met name oudere werknemers voor de regeling kiezen: er is dan geen sprake van een RVU.
Objectieve kenmerken
Als op basis van de objectieve voorwaarden wel sprake kan zijn van een RVU, dan vindt op individueel niveau (dus per werknemer) nog een toets plaats op basis van de objectieve kenmerken van de regeling.
Bij de objectieve kenmerken wordt de vertrekregeling beoordeeld aan de hand van een kwantitatieve toets, de zogenaamde 70%-toets. Hierbij gaat het om de vraag of de omvang van de compensatie, in samenhang met ander inkomen zoals een VUT-regeling, WW-uitkering etc. de werknemer feitelijk in staat stelt om de periode tot 24 maanden voor de pensioendatum (AOW of pensioendatum; welke van de twee het eerste intreedt) te overbruggen op basis van 70% van zijn oude inkomen.
Conclusie
De RVU-toets is door de Belastingdienst nader toegelicht vanwege de uitspraak van de Hoge Raad van 22 juni 2018. Inhoudelijk is de toets nauwelijks anders geworden, behalve dat verduidelijkt is welke factoren bij de toetsing een rol spelen. Indien een ontslagregeling als een RVU kwalificeert dan heeft dat voor de werkgever behoorlijke financiële consequenties. Van Bladel advocaten kan u adviseren over een (voorgenomen) collectieve of individuele ontslagregeling in het kader van het risico op een RVU.