De rechter oordeelt dat er sprake is van “modern werkgeversgezag” van Uber en concludeert dat het bedrijf slechts ‘op papier’ is overeengekomen dat de chauffeurs als zelfstandig ondernemer werkzaam zijn. Volgens de rechter wijzen de verschillende functies van de app die Uber gebruikt om chauffeurs in contact te brengen met klanten op een werknemersrelatie.
Standpunt Uber
Uber voert aan dat de chauffeurs geen werknemer zijn, en dat ook niet worden doordat ze de Uberapp gebruiken. Volgens Uber is zij een technologiebedrijf. Zij runt een platform waarop gebruikers met elkaar in contact komen en overeenkomsten met elkaar aangaan. Uber bemiddelt bij de totstandkoming van die overeenkomsten en ondersteunt partijen door een marktplaats te creëren. Uber stelt dat zij in feite alleen ICT-systemen en programma’s beheert, zoals de Uberapp. Chauffeurswerk zou daarom niet tot de kernactiviteit van Uber behoren.
Volgens Uber voldoet de rechtsverhouding tussen haar en de chauffeurs niet aan de vereisten uit artikel 7:610 BW; arbeid, gezag en loon.
Beslissing rechtbank
De rechtbank beoordeelt deze zaak op grond van de algemene kenmerken van de rechtsverhouding tussen de chauffeurs en Uber en toetst deze aan de begrippen zoals hierboven genoemd.
Arbeid
De rechtbank is van mening dat duidelijk is dat de chauffeurs arbeid verrichten voor Uber. Zij vervoeren via de Uberapp passagiers voor Uber. Die bezigheden zijn zinvol voor Uber, nu deze door het gebruik van de Uberapp voor haar van toegevoegde waarde zijn, omdat haar een percentage van de ritprijs toekomt.
Het verweer van Uber dat zij slechts een technologiebedrijf is dat een platform runt waarop gebruikers met elkaar in contact kunnen komen en overeenkomsten met elkaar aangaan, wordt door de rechtbank verworpen. Uit het feit dat chauffeurs akkoord moeten gaan met de door Uber gestelde voorwaarden om te kunnen worden toegelaten op haar platform, concludeert de rechtbank dat zij een overeenkomst aangaan met Uber om vervoersdiensten aan te bieden. Bovendien vormen de vervoersdiensten de kern van de activiteiten van Uber en is de hele organisatie van Uber erop ingericht dat zoveel mogelijk ritten worden verreden en dat op alle dagen en uren voldoende chauffeurs actief zijn om die ritten voor Uber uit te voeren. Dat is het verdienmodel van Uber. Verder staat volgens de rechter vast dat een chauffeur een door hem aanvaarde rit persoonlijk verricht.
Loon
Volgens de rechtbank is duidelijk dat de chauffeurs een vergoeding ontvangen voor een taxirit. Na afloop van een rit ontvangt Uber de ritprijs en betaalt deze uit aan de chauffeur (minus de servicekosten). De ritprijs vormt de beloning voor de arbeid van de chauffeurs. De benaming van het loon is volgens de rechter niet van belang en de vorm van uitbetaling evenmin.
Gezagsverhouding
De vraag of sprake is van een gezagsverhouding is het meest kenmerkende criterium bij het onderscheid tussen een arbeidsovereenkomst en een andere arbeidsrelatie. Het gezagscriterium speelt een sleutelrol bij de beoordeling van deze zaak. De rechtbank is van mening dat in de verhouding tussen Uber en de chauffeurs sprake is van een “moderne gezagsverhouding”.
In dat kader vindt de rechtbank van belang dat Uber eenzijdig de voorwaarden bepaalt waaronder de chauffeurs werken en dat Uber deze ook eenzijdig kan wijzigen. Het algoritme van de Uberapp bepaalt op welke wijze de ritten worden verdeeld en welke prioriteiten daarbij worden gesteld. Uber stelt de tarieven vast en de chauffeurs hebben geen invloed op die prijs. Uber kan “aan de knoppen van de app draaien” en zodoende instellingen wijzigen. Ondernemersvrijheid van de chauffeurs is hierdoor afwezig. Zodra de chauffeurs gebruik maken van de app zijn zij onderworpen aan de werking van het algoritme en vallen zij daarmee onder een modern werkgeversgezag, aldus de rechtbank.
Conclusie
Het door Uber opgetuigde systeem leidt er volgens de rechtbank toe dat de feitelijke uitvoering alle kenmerken van een arbeidsovereenkomst bevat. In dat geval gaat ‘wezen’ voor ‘schijn’ en moet - met het oog op het dwingendrechtelijk karakter van het arbeidsrecht en ter bescherming van de zwakkere positie van de chauffeur - door de in het contract gekozen bewoordingen heen worden gekeken. De overeenkomsten tussen Uber en de chauffeurs moeten daarom als een arbeidsovereenkomst worden gekwalificeerd. Dit heeft volgens de rechtbank tevens tot gevolg dat Uber de tot 31 december 2021 algemeen verbindend verklaarde cao Taxivervoer op de (ongeveer 4000) chauffeurs moet toepassen.
Deze Nederlandse uitspraak is in lijn met de beslissing van Britse rechters eerder dit jaar dat chauffeurs van Uber als ‘workers’ moeten worden gekwalificeerd en recht hebben op minimumloon en vakantiegeld. Uber geeft nu al zijn chauffeurs in het Verenigd Koninkrijk een gegarandeerd minimumloon.
De chauffeurs moeten met dit vonnis in de hand zelf naar Uber stappen om het achterstallige salaris te vorderen waar zij op grond van de cao Taxivervoer recht op hebben.
De volledige uitspraak is hier te lezen.
Deliveroo
Deze uitspraak is niet de eerste zege van FNV op het gebied van de platformeconomie. Eerder dit jaar oordeelde het Amsterdamse hof dat de maaltijdbezorgers van Deliveroo werkzaam zijn op basis van een arbeidsovereenkomst, zie onze blog van 23 februari 2021 .
Heeft u vragen over platformarbeid of over een overeenkomst van opdracht? Neem dan gerust contact op met één van onze specialisten via info@vanbladeladvocaten.nl of telefonisch via 030-2203111.