Hoge billijke vergoeding statutair bestuurder met kort dienstverband
Saskia le Noble 20 jun 2022

Hoge billijke vergoeding statutair bestuurder met kort dienstverband

Statutair bestuurders kunnen zonder tussenkomst van de rechter worden ontslagen door de algemene vergadering van aandeelhouders, na het voldoen aan vennootschapsrechtelijke formaliteiten. Het dienstverband van de statutair bestuurder kan niet door de rechter hersteld worden als er achteraf onvoldoende grond voor het ontslag was. In de wet staat wel dat de rechter de statutair bestuurder bij ontslag in strijd met de regels voor opzegging (ontbreken van een redelijke grond en niet voldoen aan de herplaatsingsverplichting) een billijke vergoeding kan toekennen. In een zaak die is beslist door de Rechtbank Amsterdam (ECLI:NL:RBAMS:2017:9104) werd aan een statutair bestuurder van de Kijkshop een billijke vergoeding toegekend van 15,5 maandsalarissen na een dienstverband van ruim 8 maanden. 

De bestuurder was in september 2016 aangesteld voor onbepaalde tijd en hem werd een verkoopbonus toegezegd na twee jaar. Eenmaal aan het werk werd de bestuurder niet volledig geïnformeerd en evenmin betrokken bij strategiesessies van de aandeelhouder. In april 2017 verweet de aandeelhouder hem onder meer dat financieel herstel van de onderneming uitbleef. De aandeelhouder had geen vertrouwen meer in de bestuurder en meende dat meerdere malen met hem besproken was dat de financiële situatie van Kijkshop kritiek was. De bestuurder werd eind april 2017 door de aandeelhoudersvergadering ontslagen en vervolgens verzocht de bestuurder de rechter om toekenning van een billijke vergoeding van twee jaarsalarissen. Hij vroeg dit bedrag omdat hij oorspronkelijk was aangesteld om zijn plannen voor de Kijkshop in twee jaar te verwezenlijken.  

De Rechtbank overwoog in deze zaak dat een statutair bestuurder niet zonder meer vergelijkbaar is met een gewone werknemer, omdat deze doorgaans een hoog ‘afbreukrisico’ heeft. Dat betekent dat de bestuurder is blootgesteld aan een groter risico om ontslagen te worden, ook wanneer hem in feite geen enkel verwijt kan worden gemaakt. In zoverre heeft de werkgever een grote beleidsvrijheid om zijn onderneming zo in te richten als hij wenst, aldus de Rechtbank. Dit betekent dat bij een statutair directeur vrij snel voldaan zal zijn aan de zogenaamde h-grond (de overige omstandigheden ontslaggrond): omstandigheden die zodanig zijn dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Om die drempel te halen moet de werkgever wel minimaal aannemelijk maken dat sprake is van dergelijke omstandigheden. De enkele stelling ‘dat het niet meer gaat’ is daarvoor onvoldoende, zo blijkt uit de Amsterdamse uitspraak.  
  
Ook het verweer van de Kijkshop dat de directeur onvoldoende had gefunctioneerd en dat er een verstoorde verhouding was, werd als onvoldoende afgedaan door de Rechtbank. Kijkshop had de bestuurder voorafgaand aan zijn dienstverband onvoldoende informatie verstrekt over de slechte financiële situatie en heeft hem ondanks zijn hoedanigheid als bestuurder niet betrokken in strategische sessies. Daarmee heeft de aandeelhouder hem min of meer terzijde geschoven en het hem onmogelijk gemaakt om uitvoering te geven aan zijn functie en opdracht. 

De Rechtbank concludeert dat de bestuurder recht heeft op een billijke vergoeding en stelt deze vast op 15,5 maandsalarissen onder meer omdat: 

  • de opdracht voor twee jaar was afgesproken
  • de bestuurder door toedoen van de werkgever geen kans heeft gehad om invulling aan zijn functie te geven
  • het ontslag diffamerende gevolgen had voor de reputatie van de bestuurder in de retailmarkt
  • de bestuurder moeite had om snel nieuw werk te vinden
  • hij bonussen die hem in het vooruitzicht waren gesteld zou mislopen.

De berekening van de billijke vergoeding is twee jaarsalarissen minus de periode die de bestuurder al voor de Kijkshop had gewerkt.  

Deze uitspraak bevestigt dat ook bij ontslag van statutair bestuurders een redelijke grond aannemelijk moet worden gemaakt. Het enkel voeren van mondelinge gesprekken en stellen dat er geen vertrouwen meer is, is niet voldoende om betaling van een hoge billijke vergoeding te voorkomen. 
  
Conclusie: hoewel een redelijke grond bij een statutair bestuurder eerder dan bij gewone werknemers gevonden kan worden in de h-grond (ontslag wegens overige omstandigheden) ligt het betalen van een hoge billijke vergoeding op de loer als er geheel geen grond is. Waar ondernemingen in veel gepubliceerde uitspraken sinds de invoering van de WWZ nog weg kwamen met een beperkte billijke vergoeding bij ontslag van een statutair directeur zonder redelijke grond is deze vergoeding van 1 1/4 jaarsalaris een uitschieter en daarmee een waarschuwing voor werkgevers/aandeelhouders.